Een bezoek aan de refuseniks en een conferentie in Tashkent, deel 3
Ik kom nu bij de andere vragen aan het begin van mijn vorige stukje: ” Wat bezielt de schrijver om deze gebeurtenissen, die ongeveer 24 jaar geleden plaatsvonden, aan de openbaarheid prijs te geven?” en “Wat is het psychologisch motief hierachter?” Het antwoord op vraag 1 is dat ik afgelopen zondag een uitzending heb gezien over de refuseniks op de Joodse omroep (Nederland 2), waarin ik een foto zag van één van de refuseniks die ik in 1986 heb opgezocht in Moskou (Alexander Joffe). Hij was in feite het contact dat ik op moest bellen. Het psychologisch motief is dat ik de herinneringen aan mijn bezoek van de refuseniks en alles wat zich daaromheen afspeelde nu al 24 jaar met me meedraag en wil dat dit op een of anderen manier bewaard blijft en niet “dissolves into thin air” omdat ik er verder mijn mond over houd.
Afgezien van het feit dat het bezoek aan de refuseniks een onvergetelijke indruk op mij heeft gemaakt, is me altijd de intimidatie bijgebleven die op mij werd uitgeoefend om van dit bezoek af te zien. Ik beschreef in deel 1 al dat de Engelse delegatie van het bezoek afzag vanwege het dreigement uit Moskou dat bezoeken van de refuseniks zou leiden tot cancelen van de conferentie. Ook besprak ik de brief die ik had gekregen, waarin de Amerikaanse mevrouw G. aan de Nederlandse statisticus B. had geschreven: “Make sure nothing of the kind will happen”, die aan mij door was gestuurd. Richard Gill heeft daar inmiddels al op gereageerd in zijn commentaar op deel 1 van deze blog.
Het bleef niet bij deze eerste pogingen tot intimidatie om het bezoek aan de refuseniks te verijdelen. In het vliegtuig van Moskou naar Tashkent kwam B. op mij af en vroeg: “Piet, ben jij nog steeds van plan de refuseniks op te zoeken?”. Toen ik bevestigend antwoordde, zei hij tegen mij: “Als je maar weet dat als je dit doorzet dit ernstige gevolgen voor je positie in de Bernoulli society zal hebben!”.
De Home Page van de Bernoulli Society zegt:
The Bernoulli Society was founded in 1975 as a Section of the International Statistical Institute ISI). The Bernoulli Society now has a membership of more than 1000 representing nearly 70 countries, a third of those also being members of the ISI who chose the Bernoulli Society as their Section. The objectives of the Bernoulli Society are the advancement of the sciences of probability (including stochastic processes) and mathematical statistics and of their applications to all those aspects of human endeavour, which are directed towards the increase of natural knowledge and the welfare of mankind. The activities of the Bernoulli Society include organizing or sponsoring international and regional meetings and publications, on its own or jointly with other professional societies. These meetings and publications have a prominent relevance in the fields of mathematical statistics, probability, stochastic processes and their applications.
En de Wikipedia zegt: “Mathematical statisticians and probabilists from all around the world may take advantage of the benefits and opportunities which Bernoulli Society membership provides.”
Dus dat “Als je maar weet dat als je dit doorzet dit ernstige gevolgen voor je positie in de Bernoulli society zal hebben!” klonk wel “heftig”, om modern jargon te gebruiken, en ik dacht dat hij bedoelde dat hij er voor zou zorgen dat ik uit de Bernoulli society gedonderd zou worden. En wat voelde ik toen (in 1986)? Vooral nieuwsgierigheid over hoe dat dan in zijn werk zou gaan.
“Piet Groeneboom zet zijn plan om de refuseniks te bezoeken door. De refuseniks zijn joden in de sovjet unie die gevraagd hebben om te mogen emigreren. Die mogen niet worden opgezocht. Piet Groeneboom moet daarom uit de Bernoulli society worden gestoten.”
Ik vroeg me af hoeveel mensen voor deze redenering zouden vallen. Maar je weet het maar nooit, natuurlijk. De vrees voor repercussies en gevolgen voor carrière is wijd verbreid, ook onder wetenschappers. Een Amerikaanse collega heeft wel eens tegen mij gezegd na een diner in de plaatselijke herberg van Oberwolfach, toen ik hem had gevraagd: “Waarom heb je dat gezegd?” (iets dat lijnrecht inging tegen iets dat hij net tevoren tegen mij had gezegd): “So-and-so is a very powerful man; I have to think of my future!”. En in dit geval ging het zelfs om zoiets onbenulligs als het kiezen van de wijn! So-and-so had gevraagd aan de tafel waaraan we zaten te eten: “Who votes for Piet’s choice of wine?”, met de toevoeging” “It smells like manure” (wat aan de bekende film “Back to the future” doet denken). Dat had mijn Amerikaanse collega niet aangedurfd: in dit gezelschap van machtige mannen te kiezen voor “Piet’s choice of wine”! “He had to think of his future”.
In de film “Back to the future” rijdt de antagonist “Biff” van de vader van de hoofdpersoon aan het begin van de film na een wilde achtervolging van de hoofdpersoon tegen een vrachtauto met mest op, die over zijn open convertible wordt uitgestort, waarna hij zegt “I hate manure”. Deze scène herhaalt zich in de vervolgen op deze film. Biff is altijd omringd door zijn “pals”, waaronder een jongen met een witte zonnebril, terwijl de hoofdpersoon er alleen voor staat (afgezien van de hulp die hij krijgt van een “mad scientist”). Een zeer herkenbare situatie…
Jaren later bleek overigens dat, na mijn verzekering in het vliegtuig van Moskou naar Tashkent dat ik gewoon de refuseniks op zou gaan zoeken, het (door mij toen niet volledig begrepen) “dreigement” dat in het vliegtuig tegen mij was geuit in Tashkent een invulling had gekregen.
Posted in: refuseniks